Antoni Boys

Antoni Boys
Persoonsgegevens
Variant(en) Antoni de Boys, Anton Waiss
Geboorte
Datum tussen 15301550
Overlijden
Datum na 1593
Levensloop
Land Zuidelijke Nederlanden
Beroep kunstschilder, vrijmeester
Opdrachtgevers huis Habsburg
In dienst van Ferdinand II
Artistieke carrière
Stijl Vlaamse Primitieven
RKD-profiel
Portaal  Portaalicoon   Kunst & Cultuur

Antoni Boys, ook Antoni de Boys of Anton Waiss[1] genoemd (fl. eind 16e eeuw) was een kunstschilder uit de Nederlanden, die onder andere werkzaam was voor het huis Habsburg.

Hij was sinds 1572 vrijmeester van de Antwerpse Sint-Lucasgilde.[1] Hij werd in 1579 aangesteld als hofschilder van aartshertog Ferdinand II en ontving tegelijkertijd 320 gulden voor een werk van hem.[1] In 1580 ontving hij een wapenbrief.[1] Hij wordt tweemaal vermeld in oorkondes als hofschilder te Innsbruck (1584 en 1586), waaruit we leren dat hij in 1584 de enorme som van 1060 gulden ontving wat wijst op een enorme bedrijvigheid van zijn kant.[2] Hij zou zich onder andere hebben gewijd aan de beroemde Habsburgse portretgalerij van de aartshertog.[1] Hij zou, nadat hij in 1587 met Barbara Geiger uit Innsburch was getrouwd, in 1589 met een schenking van 100 gulden een stichting voor armen oprichten.[1] In 1589 wordt ook melding gemaakt van de fysieke achteruitgang van Antoni en dat er een nieuwe hofschilder moet worden gezocht.[1]

Het is niet zeker of hij een verwant was van de in Zweden actieve Mechelse kunstenaar Willem Boy.[2]

Selectie van zijn werken

[bewerken | brontekst bewerken]
  1. a b c d e f g E. Egg, Die Innsbrucker Malerei des 16 Jahrhunderts, in K. Schadelbauer, Festschrift für Karl Schadelbauer zur Vollendung des 70. Lebensjahres, Innsbruck, 1972, p. 55.
  2. a b A. Teurlinckx, Der Coliner Kreis: aus der Geschichte der niederländischen Expansion, Bloemfontein, 1987, p. 66.
Commons heeft media­bestanden in de categorie Anton Boys.
  • E. Egg, Die Innsbrucker Malerei des 16 Jahrhunderts, in K. Schadelbauer, Festschrift für Karl Schadelbauer zur Vollendung des 70. Lebensjahres, Innsbruck, 1972, pp. 39-63.
  • A. Teurlinckx, Der Coliner Kreis: aus der Geschichte der niederländischen Expansion, Bloemfontein, 1987, p. 66.