Burchardivloed

17e-eeuwse afbeelding van de Burchardivloed
Deze kaart van Joan Blaeu (1662) toont het voormalige eiland Strand voordat het door de Burchardivloed werd uiteengereten

De Burchardivloed, ook wel Tweede Grote Mandrenke genoemd, was een stormvloed langs de westkust van Sleeswijk-Holstein in de nacht van 11-12 oktober 1634, waarbij een groot aantal dijken doorbraken en tussen de 8.000 en 15.000 mensen verdronken.

De stormvloed trof de Waddenzeekust tussen Ribe en Brunsbüttel. Vooral Strand, een groot Waddeneiland voor de kust van Noord-Friesland, werd zwaar getroffen. Het eiland werd in stukken uiteengereten en zo'n 6.000 inwoners kwamen om. Van Strand resteerden alleen de eilandjes Nordstrand, Pellworm en Nordstrandischmoor, die na de stormvloed herbevolkt werden door Nederlandse kolonisten. Ook de eilandjes (halligen) Nieland en Nübbel verdwenen. Op het eiland Eiderstedt kwamen zo'n 2.000 mensen om.

De Nederlandse waterbouwkundige Jan Adriaanszoon Leeghwater was ooggetuige van de stormvloed. Leeghwater was in Dagebüll (nabij Husum) om te werken aan de afsluiting van het Bottschlotter Tief. Hij legde zijn ooggetuigenverslag van de stormvloed vast in zijn Haarlemmermeer-boek (1641).

De Burchardivloed volgde bijna drie eeuwen na de Sint-Marcellusvloed, ook wel Eerste Grote Mandrenke genoemd, een stormvloed die in 1362 de kusten van Nederland en Noord-Duitsland teisterde. De volgende stormvloed die de Waddenkust zou teisteren was de Sint-Pietersvloed van 1651.