Drents volkslied
Mijn Drenthe | ||
---|---|---|
Volkslied van provincie Drenthe | ||
Tekstschrijver | Jan Uilenberg |
Mijn Drenthe (Drents: Mien Drenthe) is een in 1928 door Jan Uilenberg geschreven lied, voor het eerst gepubliceerd in het maandblad 'Drenthe' in januari 1930. Veel mensen beschouwen Mijn Drenthe als het Drentse volkslied, doch dat is slechts officieus. De Provinciale Staten van Drenthe hebben Mijn Drenthe nooit officieel als Drents Volkslied erkend.
Controverse
[bewerken | brontekst bewerken]In 1992 verschenen er in de pers artikelen, waarin werd beweerd dat Mijn Drenthe een vertaling zou zijn van een Drentstalige oerversie, die door Uilenbergs vader rondom 1898 geschreven zou zijn. Uilenberg junior zou zijn vader dus geplagieerd hebben. Dit bleek een mythe te zijn en wel om de volgende redenen:
- De bundel Een alleen uit 1898 waarin de Drentstalige oerversie zou zijn verschenen, wordt nergens in bibliografische naslagwerken vermeld.
- Dr. Henk Nijkeuter heeft in Waardeel 2, 2002, aangetoond dat de Drentse versie een vertaling is van het Nederlandstalige Mijn Drenthe. Wie deze Drentse vertaling geschreven heeft is nooit duidelijk geworden, maar Jan Uilenberg, de vader van Jan-Jantinus kan het niet geweest zijn.
- Vader Uilenberg is geboren en getogen in het Drentse Zuidwolde, maar in de Drentse vertaling van Mijn Drenthe staan woorden uit andere delen van Drenthe als moeke, oes, vaoders, bewaort en naom. Woorden die Jan Uilenberg in Zuidwolde rond 1900 niet gebruikt kan hebben.
- Woorden als taoke, verhaoltien, kwam saom, eraokt, emaokt, war, lichte, schaopenklokkies worden door een leek misschien wel gezien als Drents, maar het zijn volslagen on-Drentse woorden.
- Ook Nederlandse woorden als eenvoud, schoonheid, steeds, vrolijk, vrienden, menig, henen, zoete, lentes, broedt en schoonste wijzen op een vertaling uit het Nederlands.
Tekst
[bewerken | brontekst bewerken]Melodie (fragment):
Nederlands | Drents |
---|---|
I | I |
Externe link
[bewerken | brontekst bewerken]- Mien Drenthe, gezongen door Janneke de Roo en Akkelien Janssen