Gele ridderzwam

Gele ridderzwam
Gele ridderzwam
Taxonomische indeling
Rijk:Fungi (Schimmels)
Stam:Basidiomycota (Steeltjeszwam)
Klasse:Agaricomycetes
Onderklasse:Agaricomycetidae
Orde:Agaricales (Plaatjeszwam)
Familie:Tricholomataceae
Geslacht:Tricholoma
Soort
Tricholoma equestre
(L.) P.Kumm. (1871)
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Gele ridderzwam op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Schimmels

De gele ridderzwam (Tricholoma equestre) is een schimmel uit de familie Tricholomataceae. Deze paddenstoel kan door sommigen gegeten worden, maar is voor anderen dodelijk giftig. Het nog onbekende gif veroorzaakt rabdomyolyse. Hij komt voor bij dennen op droge, voedsel- en humusarme zandgrond. Hij vormt ectomycorrhiza met naaldbomen.

Uiterlijke kenmerken

[bewerken | brontekst bewerken]
Hoed

De hoed is wat vettig, fijn geschubd en tussen de 4 en 13 centimeter breed. Het is eerst conisch tot halfbolvormig, later afgeplat en licht convex tot een beetje ingedrukt. Soms vormt de hoed ook een brede bult (umbo) in het midden van de hoed. Jonge hoedjes zijn citroengeel tot bleek chroomgeel, later wordt de hoed donkerder, honinggeel tot bruingeel, vaak met oranjebruine tot omberbruine schubben.

Lamellen

De lamellen zijn matig smal, bleek chroomgeel tot lichtgeel van kleur. De snijkant is glad, niet opvallend gekarteld of gekarteld

Steel

De steel kan tot 10 centimeter lang en 2,5 cm dik zijn en is witachtig, zwavelgeel tot lichtgeel in het gebied van de steeltop, naar de basis toe is hij duidelijker en iets donkerder chroom tot zwavelgeel van kleur. De basis van de steel kan soms paarsachtige tinten hebben. Het basismycelium is wit tot lichtgeelachtig.

Vlees

Het vruchtvlees is wit tot lichtgeel.

Geur en smaak

Geur en smaak zijn melig.

Sporenprint

De sporenprint is wit.

Microscopische kenmerken

[bewerken | brontekst bewerken]

De hyaliene, inamyloïde, gladde, ellipsvormige sporen meten 5,7-9,5 × 3,5-6,0 µm (gemiddeld 6,8-8,3 × 4,2-5,2 µm). De lengte-breedteverhouding van de sporen ligt tussen 1,1 en 2,0, gemiddeld tussen 1,5 en 1,6.

De basidia zijn meestal 4-sporig en zijn 25-40 × 6-10 µm groot. Ze hebben geen basale gesp.

Hij is wijdverbreid in Europa en kan plaatselijk in de juiste habitat algemeen voorkomen. In Nederland komt hij matig algemeen voor. Hij staat op de rode lijst in de categorie 'bedreigd'.