Renaissance in de Nederlanden
De renaissance in de Nederlanden maakte zoals elders in Europa een bloeiperiode door van kunsten en letteren. Tijdens de middeleeuwen was de toestand van de rijke Zuid-Nederlandse steden zelfs te vergelijken met die van de Italiaanse republieken. In hun architectuur uit de 15e en 16e eeuw zijn elementen vermengd met de stijl uit Italië.
Beeldende kunst
[bewerken | brontekst bewerken]De gebroeders Van Eyck verrijkten tegen het eind van de Late Gotiek de Europese schilderkunst met de perfectionering van de olieverftechniek, gevolgd door Hans Memling, Quinten Massijs (I), Jan Gossaert en Lucas van Leyden. Enkele renaissanceschilders uit de Nederlanden waren Jan van Scorel[1] en Maarten van Heemskerck.[2]
Vervolg
[bewerken | brontekst bewerken]In de 17e eeuw zou de barok schilderkunst van de Lage Landen nog meer vermaardheid verwerven met het werk van Rubens en van Dyck in het zuiden, en in het noorden met Rembrandt van Rijn, de Nederlandse landschapschilders en de schilders van huiselijke taferelen en stillevens. Bekende namen uit deze periode zijn onder meer Jacob van Ruisdael en Albert Cuyp als natuurschilders, en Gerard ter Borch II, Jan Steen, Gerrit Dou, Adriaen van Ostade en David Teniers als kunstenaars die het dagelijkse leven uitbeeldden. Deze periode valt niet meteen binnen de afbakening van de historici, maar de bloei van de noordelijke schilderkunst ademde dezelfde vitale geest van de renaissance. Bovendien waren de beeldende kunsten in het noorden mogelijk als gevolg van de politieke onzekerheid en de godsdienstoorlogen in de 16e eeuw later tot ontwikkeling gekomen.
Architectuur
[bewerken | brontekst bewerken]Zoals in de schilderkunst duurde het enige tijd voordat de renaissancearchitectuur naar de Nederlanden kwam. Een vroeg voorbeeld van Romeinse renaissance was het Granvellepaleis (1550-1555) op de Brusselse Hofberg. In andere gevallen werden nog niet alle gotische elementen verdrongen. Een rechtstreeks door de Italiaanse meesters beïnvloede architect was Cornelis Floris de Vriendt, die het stadhuis van Antwerpen ontwierp (1564). Deze stijl, ook wel bekend als Antwerps maniërisme, behield de algemene structuur van laat-gotische gebouwen, maar met grotere ramen en veel bloemrijke decoratie en detaillering in renaissancestijl. Zij had grote invloed in heel Noord-Europa, bijvoorbeeld in de elizabethaanse architectuur, als onderdeel van de bredere beweging van het noordelijke maniërisme. Het Van Dalecollege in Leuven wordt als eerste echt renaissance gebouw in de Nederlanden beschouwd.
In de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden van het begin van de 17e eeuw speelde Hendrick de Keyser een belangrijke rol in de ontwikkeling van de "Amsterdamse renaissance". Lokale kenmerken zijn de hoge smalle herenhuizen, trapgevels en het gebruik van decoratieve driehoekige frontons boven deuren en ramen, waarbij de top in overeenstemming met het profiel van de gevel veel sterker stijgt dan in de meeste andere renaissance-architectuur. Gesneden stenen details in laag profiel tonen een stilistische invloed van de School van Fontainebleau.
Gebouwen
[bewerken | brontekst bewerken]- Amsterdam: Westerkerk
- Antwerpen: Stadhuis van Antwerpen
- Arnhem: Duivelshuis
- Breda: Kasteel van Breda
- Brussel: Granvellepaleis
- Delft: Stadhuis van Delft
- Den Haag: Pageshuis
- Den Haag: Oude stadhuis
- Deventer: Landshuis
- Gent: Stadhuis van Gent
- Haarlem: Stadhuis van Haarlem
- Leuven: Van Dalecollege
- Leuven: Kasteel van Arenberg
- Leuven: Groot Begijnhof
- Mechelen: Paleis van Maria van Boergondië
- Mechelen: Hof van Savoye, het paleis van Margareta van Oostenrijk
- Mechelen: Hof van Busleyden
- Middelburg: Kloveniersdoelen
- Sint-Niklaas: Cipierage
- Sittard: Kritzraedthuis
- Utrecht: Stadhuis van Utrecht (Hasenberg), door Willem van Noort
- Venlo: Stadhuis van Venlo
- Vlissingen: Beursgebouw
Letteren
[bewerken | brontekst bewerken]De volkstaal in de Lage Landen profiteerde aanvankelijk maar weinig van de nieuwe culturele impuls die eerder het Italiaans, Spaans, Frans en Engels tot de rang van de klassieke talen verhief. Maar het humanisme kende in het noorden een grote bloei.
Erasmus speelde daar een hoofdrol in, evenals een lange lijst van kritische wetenschappers en uitgevers als Lipsius, Heinsius en Grotius, en de drukkers Elsevier en Plantijn. De Universiteit van Leuven en Universiteit van Leiden ontwikkelden zich tot centra van de intellectuele vooruitgang.
Zie ook
[bewerken | brontekst bewerken]- ↑ Scorels Roem. Hoe een Utrechtse schilder de Renaissance naar het Noorden bracht. Scorels Roem. Hoe een Utrechtse schilder de Renaissance naar het Noorden bracht — Centraal Museum Utrecht. Geraadpleegd op 20 februari 2021.
- ↑ Maarten van Heemskerck - Kunstenaars - Rijksstudio. Rijksmuseum. Geraadpleegd op 20 februari 2021.