J.J. Johnson

J.J. Johnson
J.J. Johnson
Algemene informatie
Volledige naam James Louis Johnson
Geboren Indianapolis, 22 januari 1924
Geboorteplaats IndianapolisBewerken op Wikidata
Overleden Indianapolis, 4 februari 2001
Overlijdensplaats IndianapolisBewerken op Wikidata
Land Vlag van Verenigde Staten Verenigde Staten
Werk
Genre(s) jazz
Beroep muzikant, componist, arrangeur
Instrument(en) trombone
(en) AllMusic-profiel
(en) Discogs-profiel
(en) IMDb-profiel
(en) MusicBrainz-profiel
Portaal  Portaalicoon   Muziek

James Louis Johnson (Indianapolis, 22 januari 1924 - aldaar, 4 februari 2001)[1][2][3][4][5] was een Amerikaanse jazztrombonist, componist en arrangeur.

Tussen de 9- en 11-jarige leeftijd leerde Johnson piano spelen bij een kerkorganist. Op 14-jarige leeftijd wisselde hij naar de trombone. In 1941/1942 toerde hij met bands onder leiding van Clarence Love en Isaac Snookum Russell, wiens trompettist Fats Navarro grote invloed had op Johnsons speelwijze. Van 1942 tot 1945 was Johnson lid van het Benny Carter Orchestra[6], waarmee hij toerde en in talrijke radioshows speelde. Hij stuurde hier en daar ook enkele arrangementen bij. Zijn eerste opgenomen solo was in 1943 met Love For Sale. Tot mei 1945 speelde Johnson bij Count Basie, grotendeels in New York, waarnaar hij midden 1946 verhuisde om de volgende jaren met kleine bands in diverse clubs te spelen met bop-grootheden als Bud Powell, Max Roach, Miles Davis, Fats Navarro, Charlie Parker en Dizzy Gillespie. Met het nonet van Davis was hij betrokken bij de opname van Birth of the Cool.

Met Oscar Pettifords band toerde Johnson in 1951 door Korea, Japan en de zuidelijke Grote Oceaan. In 1952 toerde hij met een Allstar-band, waartoe ook Miles Davis behoorde. Naar aanleiding van de verslechterende eigen financiële situatie werkte Johnson als inspecteur bij de Sperry Gyroscope Company en trad hij tijdens deze periode slechts sporadisch op. In augustus 1954 formeerde Johnson samen met de trombonist Kai Winding het duo Jay and Kai[7], dat ingebed in een kwintet[8] tot 1956 actief zou blijven en uitermate succesvol zou zijn en zodoende Johnson bekend zou maken bij een breder publiek. Naast de intussen bereikte reputatie als leidend jazztrombonist trok hij nu ook door zijn third stream-compositie Poem for Brass (alias Jazz Suite for Brass) de aandacht naar zich toe als arrangeur. Veel van zijn georkestreerde werken bevatten zowel fuga-passagen en koorachtige 'out of tempo'-elementen als ook conventionele swing-fasen.

Na de ontbinding van Jay and Kai leidde Johnson zijn eigen kwintet tot aan de zomer van 1960, toerde hij door Europa en componeerde hij groot aangemaakte werken als El camino real en Sketch for Trombone and Band, die in 1959 werden opgevoerd bij het Monterey Jazz Festival. Bijkomstig onderwees hij aan de Lenox School of Jazz in Massachusetts en schreef hij de nieuwe third stream-compositie Perceptions voor Dizzy Gillespie.

Door de jaren 1960 combineerde Johnson zijn carrières als trombonist en arrageur/componist. Hij speelde met de Miles Davis Band[9] (1961/62), formeerde zijn eigen band en leidde tijdens een Japanse tournee een eigen sextet met onder andere Clark Terry en Sonny Stitt. Tot 1967 componeerde hij voor de MBA muziek in New York.

In 1970 verhuisde hij naar Los Angeles en schreef hij hoofdzakelijk film- en televisiemuziek. Zijn schaarse opnamen en optredens onderstreepten echter verder zijn betekenis als actieve trombonist. Enkele jaren na zijn terugkeer in zijn geboortestad Indianapolis (1987) speelde Johnson na het overlijden van zijn echtgenote Vivian, waaraan hij vervolgens een album wijdde, weer vaker. In 1988 speelde hij bijvoorbeeld in het New Yorkse Village Vanguard, waar hij van Slide Hampton een handtekeningenlijst van diverse trombonisten kreeg overhandigd als teken van erkenning voor zijn verdiensten voor de jazz.

Nadat hij in 1995 een laatste concert had gegeven in de Jazz Kitchen in Indianapolis, maakte hij in juni 1997 in DownBeat zijn terugtrekking uit de actieve muziekbusiness bekend om nog aan eigen composities en met Joshua Berret en Louis Bourgois III te werken aan zijn autobiografie The Musical World of J. J. Johnson.

Johnson telt als belangrijkste na-oorlogse trombonist, die op talrijke trombonisten grote invloed had/heeft. Zijn vroege opnamen (ongeveer tot 1945) getuigen van een 'dikke' toon, een veeleer agressieve speelwijze en indrukwekkende beweeglijkheid en gelijken zonder twijfel nog op zijn vroege voorbeelden Lester Young, Roy Eldridge en Fred Beckett.

Tijdens de jaren 1940 ontwikkelde Johnson een zulke snelheid en technische beheersing van het instrument, dat veel luisteraars van zijn platen toentertijd onbedoeld ervan uitgingen, dat Johnson speelde op de ventieltrombone.

Johnson leed de laatste jaren aan kanker. Op 4 februari 2001 schoot hij zichzelf dood. Johnson werd 77 jaar.