Land van Kriekenbeek

Het Land van Kriekenbeek (Duits: Krickenbeck), was een historisch gebied in Opper-Gelre, dat als heerlijkheid in de Mulgouw ontstond[1] en later als Ambt Krieckenbeck onderdeel werd van het Graafschap Gelre[2]. Het land bestond uit de 6 schepenbanken Herongen, Wankum, Leuth, Grefrath, Lobberich en Hinsbeck (onder één landscholtis), de stad Venlo (met eigen scholtis) en de exclave Viersen (met eigen voogd)[3][4].

Over de vroegste geschiedenis van het gebied is nog veel onduidelijk. In 1104 wordt er in de Annales Rodenses vermeld dat comes (graaf) Heinricus de Kriekenbach verwant was met de graven Gerardus van Gelre, Theodoricus van Kleef en heer Goswinus van Heinsberg[5]. Aan het riviertje Nette (ook Niers genaamd) ontstond het motte Kasteel Krickenbeck.

Op 5 April 1118 is er sprake van een schenking aan de abdij van Siegburg, waarin een Hendrik van Krieckenbeek tijdelijk als heer van Wassenberg zou gaan optreden, totdat zijn broer, de latere graaf Gerard I van Gelre de volwassen leeftijd bereikt had.[6]

Hendrik zou echter enkele maanden later overlijden, namelijk op 5 oktober van hetzelfde jaar. Zijn zoon Hendrik II volgende hem op als graaf, en was tevens voogd van Roermond en van de Sint-Pantaleonkerk (Keulen), die op zijn beurt werd opgevolgd door zoon Hendrik III.

Vervolgens is er sprake van een Reyner van Krieckenbeek, die ook heer van Millendonk was. Mogelijk was hij echter in de financiele problemen geraakt, want volgens oorkonden uit 1188 en 1190 had hij het Land van Krieckenbeek voor 1300 Keulse mark verkocht aan Filips I van Heinsberg.[7][8] Echter na diens dood blijkt het gebied in 1197 weer in handen te zijn van Reyner's dochter, Alvaradis van Kriekenbeck.

Alvaradis was gehuwd met Frederik van Berg-Altena. Hun zoon Adolf I van der Mark, dominus de Crikenbeke[9], zou het land in 1243 verkopen aan zijn zwager, Otto II van Gelre[10][11][12][13]. Vanuit hier zou het Ambt Krieckenbeck ontstaan. Venlo was tijdens de verheffing van Gelre tot hertogdom nog een dorp, maar werd later na haar stadsverheffing een eigen stedelijke jurisdictie[14].

Ambt Krieckenbeck

[bewerken | brontekst bewerken]

Dit historisch ambt bevond zich in de huidige Duitse regio Nederrijn. Het werd bestuurd door een landdrost, met Hinsbeck als hoofdzetel van het Landsgerechtshof[15]. De Alde Borch of Alt-Krickenbeck was toen reeds verwoest en er werd zo'n twee kilometer noordwaarts een nieuwe burcht gebouwd.

Nadat het het graafschap Gelre in 1339 tot hertogdom werd verheven, werd het vaker het strijdtoneel van rivaliserende huizen. Zo werden in 1424 Grefrath en Viersen, en in 1428 Leuth door troepen van Adolf van Gulik-Berg platgebrand.

In 1543 werd het Traktaat van Venlo opgesteld, waarin Willem V van Kleef afstand deed van het Overkwartier, en viel het samen met de exclaves Viersen en Erkelenz aan het huis Habsburg, later overgegaan in de Spaanse Nederlanden. door de talrijke oorlogen bleef het gebied onrustig. Zo ging 1658 Leuth in vlammen op.

het Ambt Krickenbeck werd in 1673 verkocht aan Wolfgang Willem van Schaesberg[16]. Tot de rechtsgebieden hoorden op dat moment de heerlijkheden Hinsbeck, Wankum, Leuth en Herongen. Het omvatte de hoge, midden en lage jurisdictie over deze plaatsen en het recht om schouten, schepenen en ingezworenen te installeren. Ook had hij het recht om tolgelden en cijnzen te heffen. Galg en rad bleven echter wel in Hinsbeck in gebruik.

In 1648 deden Franse troepen Hinsbeck en kasteel Krieckenbeck verwoestten en plunderden. In 1703 werden de Ambten Krieckenbeck, Geldern, Straelen en Wachtendonk aan het koninkrijk Pruisen toegevoegd. Nadat Napoleon in 1814 verslagen was, werd het gebied in 1815 bij het Congres van Wenen wederom opgedeeld.

De nieuwe staatsgrens werd bepaald door een kanonschot vanaf de Maas in oostelijke richting: hierdoor werden Venlo, Arcen en Roermond Nederlands, en Wankum, Herongen, Leuth, Lobberich, Hinsbeck en Krieckenbeck Pruisisch (later Duitsland).

Stamreeks van Krieckenbeek

[bewerken | brontekst bewerken]

Enkele telgen van Krieckenbeek van Baerle

[bewerken | brontekst bewerken]
  • Seger van Crieckenbeek (ca. 1215 - voor 1275)[25]
  • Sybrecht van Kriekenbeek van Grefrath (ca. 1275 - na 1326)
    • Johan van Kriekenbeek van Helden (ca 1300)[26]
    • Hendrik van Kriekenbeek van Baerle (ca. 1305 - na 25 okt 1360), ridder, schepen van Geldern en rentmeester van Gelre[27]
    • Willem van Kriekenbeek van Baerle (ca. 1380), gehuwd met Elisabeth van Pardelaer (ca. 1395 - 1452) [28]
      • Edmond I van Kriekenbeek van Baerle (ca. 1419 - 8 mei 1488), gehuwd met Eva van Maasbree[28]
        • Peter van Kriekenbeek van Baerle (ca. 1460 - 30 nov 1518), gehuwd met Anna van Dursdal (ca. 1490 - 5 feb 1524)[28]
          • Edmond II van Kriekenbeek van Baerle (20 dec 1515 - 3 jun 1589), gehuwd met Agnes van Eyll (1523 - 9 okt 1602)[28]
            • Willem van Kriekenbeek van Baerle (25 okt 1559 - 13 mei 1602), gehuwd met Anna Spee (ca. 1570)[28]
      • Hendrik van Kriekenbeek van Baerle (ca. 1421 - voor 1478), ambtman van Kriekenbeek en drost en stadhouder van Wickrade, ook seneschalk van het land en graafschap Loon[29]. Gehuwd met Elisabeth van Dormenshem
        • Helmich van Kriekenbeek van Baerle (ca. 1450 - na 1478), gehuwd met Johanna Velber[30]
        • Willem van Kriekenbeek van Baerle (ca. 1455), gehuwd met Godefrida Mercator (ca. 1460)[30]

Drosten waren vanaf de middeleeuwen de bestuursambtenaren die een bepaald gebied, oftewel ambt bestuurden. Zij werden aangesteld door de regerende landheer om in diens naam de wetten in het betreffende gebied te handhaven. Onderstaande lijst is nog incompleet.[31]

Ambtsperiode Naam drost
1288 Rutger van Tysse
1294 Gerardus van Offenbech[32]
1347 Arnold Spede (of Spee)
1348 Henrik der Langen
1360-1373 Johan van Broeckhuysen
1381-1397 Hendrik van Wickrath
1399 Karl van Wyenhorst
1400-1404 Hendrik van der Neersen
1406-1420 Johan van Wickrath
1420-1429 Willem van Wachtendonk
1429-1449 Johan van Wickrath
1449 Johan van Wachtendonk
1461 Sweer van Warick
1465 Hendrik van Wickrath[33]
1466-1467 Eduard Vogt zu Bell
1467-1471 Johan van Wickrath
1471-1486 Reiner van Holthuysen
1487–1488 Willem I van Nieuwenaar[34]
1492-1496 Johan Bastaard van Gelre[33]
1496-1501 Andreas van Vischennich genaamd Bell[35]
1502–1503 Willem van Flymerschem[36]
1533-1536 Frans Voss van Schwarzenberg[37]
1539-1540 Frans van Stalbergen[38]
1544 Hendrik Spee[39]
1554 Derick van Westren[40]
1555-1567 Jan van Stalbergen senior
1569-1581 Jan van Stalbergen junior
1584 Johan van Holthuysen
1605 Arnold IV Huyn van Geleen[41]
1638-1664 Arnold V Wolfgang Huyn van Geleen[42]
1673 Wolfgang Willem van Schaesberg[43]