NASCAR Cup Series

NASCAR Cup Series
NASCAR Cup Series
Actieve jaren 1949 - nu
Regio Vlag van Verenigde Staten Verenigde Staten
Discipline NASCAR
Kampioen Ryan Blaney (2023)
Team Team Penske
Auto Ford
Leider coureurs Chase Elliott
Leider constructeurs Chevrolet
Huidig seizoen Cup Series 2023
https://www.nascar.com/news/monster-energy-nascar-cup-series/
Portaal  Portaalicoon   Autosport

De NASCAR Cup Series is samen met de Xfinity Series en de Truck Series een van de drie nationale NASCAR kampioenschappen die in de Verenigde Staten gehouden worden en het is de hoogste divisie in de NASCAR. In 1949 werd het eerste kampioenschap gehouden onder de naam Strictly Stock Series, nadat Bill France de NASCAR in 1948 had opgericht. Vanaf 1950 tot 1970 werd de naam Grand National Series gebruikt, van 1971 tot 2003 Winston Cup, van 2004 tot 2007 NEXTEL Cup, en van 2008 tot 2016 Sprint Cup. Van 2017 tot 2019 was de naam van het kampioenschap Monster Energy NASCAR Cup Series.

Vanaf 2004 werd het kampioenschap aangepast met een play-off systeem bekend onder de naam Chase for the Sprint Cup waarbij na de zesentwintig eerste races van het seizoen de tien best geklasseerde coureurs en vanaf 2007 de twaalf best geklasseerde coureurs, met een correctie in de stand ten voordele van het aantal gewonnen races, onderling uitmaken tijdens de laatste tien races van het seizoen wie het kampioenschap wint. Jaarlijks worden drie kampioenschapstitels beslecht, voor coureur, team en fabrikant. Vanaf 1981 worden de huldigingen van de kampioenen gehouden in het Waldorf-Astoria Hotel in New York.

De meest prestigieuze race van het kampioenschap is de Daytona 500 die vanaf 1959 elk jaar in februari gehouden wordt op de Daytona International Speedway.

Strictly Stock & Grand National Series (1949-1970)

[bewerken | brontekst bewerken]
Zevenvoudig kampioen Dale Earnhardt.

In 1949 werd het eerste kampioenschap gehouden onder de naam Strictly Stock Series. Het seizoen bestond uit acht races waarvan zeven op onverharde circuits gereden werden en één op een strand- en stratencircuit in Daytona Beach. Het kampioenschap werd in 1950 omgedoopt tot Grand National Series en behoud die naam tot 1971. In 1950 werd voor het eerst op een volledig verhard circuit gereden toen de Darlington Raceway in gebruik werd genomen. Herb Thomas werd in 1953 de eerste rijder die het kampioenschap twee keer won. In 1959 opende de Daytona International Speedway en werd de eerste Daytona 500 gereden die gewonnen werd door Lee Petty. Datzelfde jaar won Petty zijn laatste titel, hij werd toen de eerste rijder die drie titels won. Datzelfde jaar won zijn zoon Richard de trofee rookie of the year als beste nieuweling. Hij won het kampioenschap voor de eerste keer in 1964.

Winston Cup (1971-2003)

[bewerken | brontekst bewerken]

Vanaf 1971 werd het kampioenschap omgedoopt naar Winston Cup naar sponsor R.J. Reynolds Tobacco van het sigarettenmerk Winston. Er werden veranderingen doorgevoerd zoals minder races op de kalender en er werd een nieuw puntensysteem ingevoerd. De start van de Winston Cup wordt beschouwd als het begin van het moderne NASCAR tijdperk. In 1979 werd op de zender CBS de Daytona 500 van start tot finish uitgezonden, de eerste NASCAR-race die volledig op televisie kwam. Toen in 1992 enkele NASCAR-teams uitgenodigd werden om te gaan testen op de Indianapolis Motor Speedway, het circuit waar jaarlijks de Indianapolis 500 gereden wordt ontstond het idee om de NASCAR naar het befaamde circuit te halen. De eigenaars van het circuit en de NASCAR kwamen tot een overeenkomst en vanaf 1994 staat jaarlijks de Brickyard 400 op de kalender.

Richard Petty won de eerste twee kampioenschappen onder de naam Winston Cup in 1971 en 1972. Hij won verder het kampioenschap in 1974, 1975 en 1979 waardoor hij met zeven titels recordhouder werd. Dat record werd geëvenaard door Dale Earnhardt die tussen 1980 en 1994 evenveel titels won. Petty won de prestigieuze Daytona 500 zeven keer waardoor hij met voorsprong recordhouder is. Earnhardt won de Daytona 500 slechts één keer (in 1998) en kwam om het leven tijdens de editie van 2001.

Naast Petty en Earnhardt wonnen tijdens deze periode nog drie andere coureurs drie titels of meer. Cale Yarborough won eind van de jaren zeventig drie titels op rij. Darrell Waltrip won drie keer in de eerste helft van de jaren tachtig en Jeff Gordon werd vier keer kampioen in de periode 1995-2001. Matt Kenseth won de laatste Winston Cup in 2003.

NEXTEL Cup & Sprint Cup (2004-2016 )

[bewerken | brontekst bewerken]
Zevenvoudig Sprint Cup kampioen Jimmie Johnson.

Toen sigarettenfabrikant R.J. Reynolds eind 2003 ophield met de sponsoring werd het kampioenschap omgedoopt naar NEXTEL Cup naar Nextel Communications, een telecommunicatiebedrijf dat de nieuwe hoofdsponsor werd. Nadat het bedrijf in 2005 fuseerde met Sprint Corporation werd in 2008 de naam van het kampioenschap omgedoopt tot Sprint Cup.

Chase for the Championship

[bewerken | brontekst bewerken]

Vanaf 2004 wordt het kampioenschap beslecht tijdens de Chase for the Championship, de laatste tien races van het seizoen. Na de eerste zesentwintig races van het seizoen strijden de tien best geklasseerde rijders aangevuld met de twee rijders van de elfde tot twintigste plaats met de meeste overwinningen, om de titel tijdens de tien laatste races van het seizoen. Ieder van de twaalf rijders krijgen bij de start van de chase 2000 punten en de eerste tien rijders uit het klassement krijgen extra drie punten per overwinning die voorheen gehaald werd tijdens het reguliere seizoen. Tijdens de chase geldt het normale puntensysteem, 47 punten voor een overwinning. De eerste rijder die het kampioenschap met een Chase for the Championship won was Kurt Busch. Tijdens de periode 2006-2009 won Jimmie Johnson de chase vier keer en werd zo de eerste coureur die het kampioenschap vier keer op rij won. In 2010 won hij een vijfde titel en zijn zesde kampioenschap won hij in 2013.

Green-white-checker finish

[bewerken | brontekst bewerken]

Vanaf juli 2004 werd de Green-white-checker finish-regel ingevoerd wat ervoor zorgt dat een race niet mag eindigden onder een neutralisatie. Wanneer er een gele vlag-situatie is op het moment dat de volledige race-afstand is afgelegd, wordt de race verlengd en moeten er nog twee ronden gereden worden vanaf het moment dat de neutralisatie achter de rug is. Bij aanvang van de herstart wordt er dan een groene vlag getoond, een ronde later de witte vlag, traditioneel gebruikt om de aanvang van de laatste ronde aan te geven waarna een ronde later de zwart-wit geblokte vlag getoond wordt dat het einde van de race aangeeft. De Daytona 500 van 2005, 2006, 2007, 2010, 2011 en 2012 eindigde met deze regeling. In 2010 en 2011 werden er acht ronden extra gereden wat het de langste edities uit de geschiedenis van deze race maakte.

Puntensysteem

[bewerken | brontekst bewerken]

Het puntensysteem werd in 2011 voor de laatste keer aangepast. De 43 coureurs die zich kwalificeren voor de race komen in aanmerking voor punten, ongeacht of de rijder de finish bereikte of niet. De winnaar krijgt 43 punten, de tweede 42 tot de laatste die 1 punt krijgt. De coureur die de meeste ronden aan de leiding reed krijgt één extra punt boven op het extra punt dat elke coureur verdient als hij minstens één ronde aan de leiding reed. De winnaar krijgt naast de 43 punten, drie extra punten voor de overwinning en omdat hij bij winst automatisch de laatste ronde aan de leiding reed krijgt hij het extra punt daarvoor bovenop, wat maakt dat de winnaar altijd zeker is van 47 punten en als hij de meeste ronden aan de leiding reed krijgt hij 48 punten. In de tabel hieronder kan de winnaar nog één punt extra verdienen als hij de meeste ronden aan de leiding reed en alle andere coureurs kunnen één of twee extra punten verdienen in het geval hij respectievelijk minstens één ronde aan de leiding reed of de meeste ronden aan de leiding reed.

plaats 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43
punten 47 42 41 40 39 38 37 36 35 34 33 32 31 30 29 28 27 26 25 24 23 22 21 20 19 18 17 16 15 14 13 12 11 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1
Een Sprint Cup motor.
Jeff Gordons Chevrolet uit 2007.

NASCAR-auto's worden gebouwd met een motor vooraan en hebben achterwielaandrijving. Toen het kampioenschap van start ging in 1949 werden er auto's gebruikt die weinig anders waren dan de productiemodellen die op straat reden. Vaak zat er nog een radio in en de ramen aan de zijkant werden naar beneden gedraaid om glas op het circuit te vermijden. Later werden de regels gewijzigd en was het geen verplichting meer dat de auto's productiemodellen moesten zijn en werden er raceauto's gebouwd die alleen nog het uitzicht hadden van een productiewagen.

De auto moet voldoen aan de volgende specificaties:

Luchtfoto van de Talladega Superspeedway.

Vanaf 2001 worden er jaarlijks zesendertig races gereden in de Sprint Cup. De meeste races worden gehouden op een ovaal circuit die erg variëren in grootte. Het kleinste circuit is de Martinsville Speedway met een lengte van 847 meter, het grootste is de Talladega Superspeedway met een lengte van 4,28 km. In 2014 werden de 36 races gehouden op twintig verschillende ovale circuits en twee races worden gehouden op een wegcircuit, op de Sonoma Raceway en op Watkins Glen.

Volgende circuits werden in 2012 in de Sprint Cup gebruikt (alfabetisch):

Het getal tussen haakjes geeft aan wanneer het circuit één of twee keer gebruikt wordt, het sterretje geeft aan wanneer het circuit één keer gebruikt wordt voor de Chase for the Sprint Cup, de laatste tien races van het seizoen.

Kampioenschapstitels

[bewerken | brontekst bewerken]
Jaar Kampioen Rookie
1949 Red Byron
1950 Bill Rexford
1951 Herb Thomas
1952 Tim Flock
1953 Herb Thomas
1954 Lee Petty
1955 Tim Flock
1956 Buck Baker
1957 Buck Baker
1958 Lee Petty Shorty Rollins
1959 Lee Petty Richard Petty
1960 Rex White David Pearson
1961 Ned Jarrett Woodie Wilson
1962 Joe Weatherly Tom Cox
1963 Joe Weatherly Billy Wade
1964 Richard Petty Doug Cooper
1965 Ned Jarrett Sam McQuagg
1966 David Pearson James Hylton
1967 Richard Petty Donnie Allison
1968 David Pearson Pete Hamilton
1969 David Pearson Dick Brooks
1970 Bobby Isaac Bill Dennis
1971 Richard Petty Walter Ballard
1972 Richard Petty Larry Smith
1973 Benny Parsons Lennie Pond
1974 Richard Petty Earl Ross
Jaar Kampioen Rookie
1975 Richard Petty Bruce Hill
1976 Cale Yarborough Skip Manning
1977 Cale Yarborough Ricky Rudd
1978 Cale Yarborough Ronnie Thomas
1979 Richard Petty Dale Earnhardt
1980 Dale Earnhardt Jody Ridley
1981 Darrell Waltrip Ron Bouchard
1982 Darrell Waltrip Geoff Bodine
1983 Bobby Allison Sterling Marlin
1984 Terry Labonte Rusty Wallace
1985 Darrell Waltrip Ken Schrader
1986 Dale Earnhardt Alan Kulwicki
1987 Dale Earnhardt Davey Allison
1988 Bill Elliott Ken Bouchard
1989 Rusty Wallace Dick Trickle
1990 Dale Earnhardt Rob Moroso
1991 Dale Earnhardt Bobby Hamilton
1992 Alan Kulwicki Jimmy Hensley
1993 Dale Earnhardt Jeff Gordon
1994 Dale Earnhardt Jeff Burton
1995 Jeff Gordon Ricky Craven
1996 Terry Labonte Johnny Benson
1997 Jeff Gordon Mike Skinner
1998 Jeff Gordon Kenny Irwin
1999 Dale Jarrett Tony Stewart
2000 Bobby Labonte Matt Kenseth
Jaar Kampioen Rookie
2001 Jeff Gordon Kevin Harvick
2002 Tony Stewart Ryan Newman
2003 Matt Kenseth Jamie McMurray
2004 Kurt Busch Kasey Kahne
2005 Tony Stewart Kyle Busch
2006 Jimmie Johnson Denny Hamlin
2007 Jimmie Johnson Juan Pablo Montoya
2008 Jimmie Johnson Regan Smith
2009 Jimmie Johnson Joey Logano
2010 Jimmie Johnson Kevin Conway
2011 Tony Stewart Andy Lally
2012 Brad Keselowski Stephen Leicht
2013 Jimmie Johnson Ricky Stenhouse jr.
2014 Kevin Harvick Kyle Larson
2015 Kyle Busch Brett Moffitt
2016 Jimmie Johnson Chase Elliott
2017 Martin Truex jr. Erik Jones
2018 Joey Logano William Byron
2019 Kyle Busch Daniel Hemric
2020 Chase Elliott Cole Custer
2021 Kyle Larson Chase Briscoe
2022 Joey Logano Austin Cindric
2023 Ryan Blaney Ty Gibbs
Jaar Kampioen
1949 Oldsmobile
1950 Oldsmobile
1951 Oldsmobile
1952 Hudson
1953 Hudson
1954 Hudson
1955 Chrysler
1956 Chrysler
1957 Ford
1958 Chevrolet
1959 Chevrolet
1960 Ford
Jaar Kampioen
1961 Pontiac
1962 Pontiac
1963 Ford
1964 Ford
1965 Ford
1966 Dodge
1967 Plymouth
1968 Ford
1969 Ford
1970 Plymouth
1971 Chevrolet
1972 Chevrolet
Jaar Kampioen
1973 Mercury
1974 Chevrolet
1975 Dodge
1976 Chevrolet
1977 Chevrolet
1978 Oldsmobile
1979 Chevrolet
1980 Chevrolet
1981 Buick
1982 Buick
1983 Chevrolet
1984 Chevrolet
Jaar Kampioen
1985 Chevrolet/Ford
1986 Chevrolet
1987 Chevrolet
1988 Ford
1989 Chevrolet
1990 Chevrolet
1991 Chevrolet
1992 Ford
1993 Pontiac
1994 Ford
1995 Chevrolet
1996 Chevrolet
Jaar Kampioen
1997 Ford
1998 Chevrolet
1999 Ford
2000 Pontiac
2001 Chevrolet
2002 Ford
2003 Chevrolet
2004 Ford
2005 Chevrolet
2006 Chevrolet
2007 Chevrolet
2008 Chevrolet
Jaar Kampioen
2009 Chevrolet
2010 Chevrolet
2011 Chevrolet
2012 Dodge
2013 Chevrolet
2014 Chevrolet
2015 Toyota
2016 Chevrolet
2017 Toyota
2018 Ford
2019 Toyota
2020 Ford
2021 Chevrolet
2022 Ford
2023 Ford
Meervoudig recordhouder Richard Petty.
  • Meeste titels: 7, Richard Petty, Dale Earnhardt en Jimmie Johnson.
  • Meeste titels contructeur: 30, Chevrolet.
  • Jongste kampioen: Bill Rexford, 23 jaar.
  • Oudste kampioen: Bobby Allison, 45 jaar.
  • Meeste titels op rij: 5, Jimmie Johnson.
  • Meeste overwinningen: 200, Richard Petty.
  • Meeste overwinningen in één seizoen: 27, Richard Petty.
  • Meeste overwinningen in één seizoen op een rij: 10, Richard Petty
  • Meeste overwinningen van de Daytona 500: 7, Richard Petty.
  • Meeste overwinningen van de Brickyard 400: 4, Jeff Gordon.
  • Meeste race-starts: 1185, Richard Petty.
  • Meeste aantal punten in één seizoen: 42472, Richard Petty
  • Meeste seizoenen na elkaar met minstens één overwinning: 18, Richard Petty.
  • Jongste race-winnaar: Joey Logano, 19 jaar en 35 dagen.
  • Oudste race-winnaar: Harry Gant, 52 jaar en 219 dagen.
  • Jongste Daytona 500 winnaar: Trevor Bayne, 20 jaar en 1 dag.
  • Oudste Daytona 500 winnaar: Bobby Allison, 50 jaar en 73 dagen.
[bewerken | brontekst bewerken]
Zie de categorie NASCAR Cup Series van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.