Oostwold (Siddeburen)

Oostwold
Gehucht in Nederland Vlag van Nederland
Oostwold (Groningen)
Oostwold
Situering
Provincie Vlag Groningen (provincie) Groningen
Gemeente Vlag Midden-Groningen Midden-Groningen
Coördinaten 53° 14′ NB, 6° 54′ OL
Woonplaats (BAG) Siddeburen
Portaal  Portaalicoon   Nederland
Negentiende-eeuwse kaart uit de Atlas Kuyper (1868), met ten oosten van Siddeburen het gehucht Oostwold

Oostwold is een gehucht en een voormalig kerspel ten oosten van Siddeburen in de gemeente Midden-Groningen. Oostwold behoorde vanouds tot de landstreek Duurswold.

Middeleeuwen

Het dorp wordt voor het eerst genoemd in de kloosterkroniek van het klooster Bloemhof te Wittewierum. In 1272 beschreef de abt Menko dat er een misoogst plaatsvond in Astewalde en in Broke. Het gebied had in die tijd te kampen met wateroverlast. Volgens de uitgevers van de kroniek gaat het daarbj niet om het Oldambtster dorp Oostwold, maar om Oostwold bij Siddeburen. Met Broke wordt het gebied van Noordbroek en Zuidbroek bedoeld. In 1295 wordt de hoofdeling Liubbo Tadigma (Tadinga) de Astawalda genoemd. In dezelfde omgeving zullen we het kerkdorp Liudibrandkircka ('de kerk van Liudbrand') moeten zoeken, dat hier samen met Siddeburen en Oostwold voorkomt.

Oostwold vormde in 1337 een eigen rechtstoel (Aestwoltmanna regtschap) en had een eigen kerk, die echter voor het einde van de vijftiende eeuw is afgebroken. Het dorp viel voortaan onder Siddeburen. Op een parochielijst van omstreeks 1475 komt de kerk niet meer voor. De rechtstoel van Oostwold, met de edele heerd Wysingheheert, werd omstreeks 1550 samengevoegd met de rechtstoel van Siddeburen.[1]

In de eerste helft van de negentiende eeuw werden langs de Oudeweg geregeld fundamenten van huizen gevonden. Men stuitte geregeld op een 'menigte van ledige heemsteden en veelvuldige brokken van grondslagen van muren'. Het kerkhof van Oostwold was nog 'zeer bekend' en vermoedelijk ook als zodanig herkenbaar. In 1831 werden hier de fundamenten uitgegraven van de middeleeuwse kerk. Deze had een lengte van 90 voet en een breedte van 45 voet (27 x 13,5 m), even groot als de kerk van Hellum. Aan de westzijde was zij doorsneden met een muur van drie en een kwart voet (1 m) dikte, schuins afhellende naar het zuiden. In het kerkhof werden zeer veel menselijke overblijfselen gevonden, zodat we ervan uit kunnen gaan dat dit grotendeels is geruimd. Bij dit graafwerk werd ook een blauw, zeskantig Karolingisch kruisje uit de negende eeuw gevonden, dat later werd hergebruikt.[2] De plek werd in 1969 gelokaliseerd door H.J. Jansonius te Overschild.[3]

Tot deze kerk heeft ook de buurtschap Eelshuis behoord, die is ontstaan uit een voorwerk van het klooster Oosterwierum. Vanaf de kerk van Oostwold liep een stenen pad. Een overlevering beweert dat er een gewelfde onderaardse gang naar Eelshuis liep.[4] Volgens een andere overlevering hebben de monniken van Eelshuis de zielzorg in Siddeburen verzorgd; mogelijk gaat dit in werkelijkheid over Oostwold.

Na 1500

Ook na de afbraak van de dorpskerk bleef Oostwold een afzonderlijk kerspel vormen; het had tot in de negentiende eeuw een eigen schooltje aan de Veendijk (Siddebuursterveen), dat onder de kerk van Siddeburen viel. De schoolmeester fungeerde tevens als voorzanger en voorlezer in de kerk. De schoolmeester kwam overigens in 1765 in opspraak toen er een 'nachtmerrie' door zijn huis spookte.

Het gebied van Oostwold is een van de laagste streken in de provincie Groningen. Het is vrijwel niet bedekt door Dollardklei, waarschijnlijk omdat het gebied tot in de 17e eeuw was bedekt met hoogveen. Door het inklinken van het veen kwam het echter steeds lager te liggen en nam de wateroverlast toe. Om dit laatste tegen te gaan bouwde men vanaf het eind van de achttiende eeuw watermolens, waardoor het waterpeil zakte, maar waardoor het veen nog verder inklonk. Kremer en Westendorp schrijven in 1839:

'Onder den bovengrond zit hier doorgaans veen, hetwelke echter, door het droogmalen, zeer in elkander is gezakt'.[5]

De lage Veendijk, aangelegd omstreeks 1466, beschermde het dorp tegen het water uit de venen rond Sappemeer, dat via het dal van de Sijpe naar zee stroomde. Het gebied tussen de Veendijk en Noordbroeksterhamrik stond bekend als Rotmer, mogelijk het restant van een verdwenen kerspel Rommelskerken. Volgens een sage was bij twee kolken aan de Veendijk klokgelui te horen, veroorzaakt door gestolen kerkklokken die de duivel daarin zou hebben gegooid.

In de loop van de achttiende en negentiende eeuw ontstond er meer bebouwing aan Oudeweg tussen Siddeburen en Wagenborgen. Dit gebied wordt in de volksmond Op Leentjer, vroeger ook Lintjer of achter die Lintje genoemd. Dit toponiem verwijst mogelijk naar een verdwenen watertje. De boerderijen aan de Oostwoldjerweg en de Oudeweg werden op den duur geïdentificeerd met Oostwold. Daarentegen kwam het middeleeuwse dorp bekend te staan als Veendijk of Siddebuursterveen. Door de buurtschap liep de Eideweg (Gronings: Aaideweg, vroeger ook Eilingsweg, 1603 Aijlewech), die de dorpen Siddeburen en Noordbroek met elkaar verbond. De weg was tot 1874 onverhard. K. ter Laan schrijft hierover[6]:

Het volk verklaart de naam: elk voorjaar werd die veen- en kleiweg weer effen gemaakt met een aaide (egge); vandaar Aaideweg. Doch aaide is een oud woord = veen. Er is ook een Aaideweg ten O. van 't Meerland onder Finsterwolde.[7]

De school op de Veendijk sloot omstreeks 1870 haar deuren. Een groot deel van het oude dorp verdween in de loop van de twintigste eeuw van de kaart. Alleen het buurtje rond café 'Veenlust' aan de Eideweg bleef bestaan. Ook het grootste deel van de verspreide huizen ten noorden van de Oudeweg werd afgebroken.

Oostwolderzijlvest

[bewerken | brontekst bewerken]

Oostwold vormde in het verleden een afzonderlijk zijlvest: het Oostwolderzijlvest. Het gebied waterde uit door het Eelwerder- of Brandzijltje in het Damsterdiep.

[bewerken | brontekst bewerken]