Trochee
Een trochee (mv. trocheeën) of troch(a)eus (mv. troch(a)ei) (Oudgrieks: τροχαῖος (trochaíos), loper) is een versvoet bestaande uit een beklemtoonde lettergreep gevolgd door een onbeklemtoonde. Men noteert de trochee als .
Poëzie
[bewerken | brontekst bewerken]Voorbeelden van trocheeën in de poëzie zijn:
- Zonne stervend zonk in zee,
en een wijde wade spreidde
op de brede kimme neer
't wolkenheer.
Fonologie
[bewerken | brontekst bewerken]In de fonologie wordt de term meer in het algemeen gebruikt om de prosodische structuur van lettergrepen in verschillende talen te beschrijven. Zo is bijvoorbeeld de lettergreepstructuur van het Latijn overwegend trochaïsch; in een vorm als ár-bo-rem is de laatste lettergreep extrametrisch. Paroxytona hebben altijd een trochaïsche structuur.
Het woord trochee heeft zelf een jambische structuur, de tegenhanger van de trochaïsche structuur.[1]
Zie ook
[bewerken | brontekst bewerken]Bronnen, noten en/of referenties
- Stijlfiguren, Ton den Boon, Sdu, 2001, blz. 155 e.v.
- ↑ Anneke Neijt, Universele fonologie: een inleiding in de klankleer (1991). Hierin: "Het woord jambe is een trochee, en het woord trochee is een jambe".